W



 

 

 





Die winter is vergangen,
Ik zie des meien schijn.
Ik zie die bloemkens hangen,
Des is mijn hart verblijd.
Zover van genen dale,
Daar is ’t genoeglijk zijn.
Daar zinget die nachtegale
Also menig woudvogelkein.



Ik kan me dit lied nog goed herinneren.
Niet alleen om de ouderwetse taal maar ook omdat we het in canon en met eerste en tweede stem moesten zingen hetgeen driftig oefenen en een even driftige dirigent tot gevolg had. Bij de tweede stem moesten de bloemkens met een lange uithaal hàààààààhangen en ook die nachtegààààààhàhele moest op die wijze door ons gekweeld worden.
Wie mocht denken dat dit een lenteliedje is, heeft het mis. Zo te horen ligt dat voor de hand, maar dat kwam omdat we niet verder gingen dan dit eerste couplet. Wie echter de complete versie erbij zoekt, ziet dat het gaat om een liefdesliedje uit de  middeleeuwen. Het werd voor het eerst opgetekend in het Antwerps Liedboek in 1544 maar is veel ouder. We zien aan de tekst dat het Oudnederlands niet veel verschilde met het Duits.
Het Antwerps Liedboek was een omstreden boek met 221 liedjes van verschillende strekking. Maar het bevatte ook voor die tijd ondeugende liedjes die tussen de regels door vaak tegen de katholieke kerk en de Spaanse koning gericht waren. Vooral de liedjes waarin het losbandige seksleven van monniken en nonnen werd bezongen waren een doorn in het oog van de Inquisitie (de kerkpolitie). Het boekje werd twee jaar nadat het verscheen al op de lijst van verboden geschriften gezet en de drukker belandde toen hij het populaire boekje clandestien bleef drukken, in de gevangenis waar hij overleed.

Toch herinneren zich de liefhebbers van zang en dans met een goed geheugen zich dat we een tweede couplet zongen, dat ging als volgt;


Wij willen meifeest vieren,
Al in het groene gras.
Met bloemen ons versieren,
Alsof het bruiloft was.
De winter met zijn vlagen,
Zijn koude scherpe wind,
Zal ons niet langer plagen.
De mei is onze vrind.

Alleen de eerste twee regels komen enigszins overheen met het origineel, de rest is aangepast en omgebogen naar een lentelied. Ook het taalgebruik is moderner. We hebben dit te danken aan de pedagogen en zedenmeesters uit het begin van de vorige eeuw, die alles wat zweemde naar lichamelijke liefde ver van onze tere kinderzieltjes hielden.

We luisteren naar een internationale versie gezongen op de manier waarop troubadours en minstrelen het in de middeleeuwen zongen.
Opvallend is hierbij het geringe verschil tussen het oud-Nederlands en het Duits.