DE JACHTPARTIJ

Een jonge heertje ging
uit jagen op een mooie dag,
En schoot op ieder ding,
dat hij van ver maar zag.

Ei, ei, ei, ei
Hoe prettig is zo'n jagerij,
Al op de drentse hei,
al op de drentse hei !

Ons jonge heertje schoot
op alles wat hij tegenkwam,
Maar geen konijn bleef dood,
't liep alles heen en blij !

Ei, ei, ei, ei
Hoe prettig is zo'n jagerij,
Al op de drentse hei,
al op de drentse hei !

Tot, toen 't al avond werd
en hij nog lege weitas had,
Daar kwam opeens een hert,
hem strijklings langs zijn pad.

Ei, ei, ei, ei
Hoe prettig is zo'n jagerij,
Al op de drentse hei,
al op de drentse hei !

Ons jagertje schoot: paf !
Maar schoot hij ’t hertje overhoop?
Och, nee, 't kwam op hem af
en hij ging op de loop.

Ei, ei, ei, ei
Hoe prettig is zo'n jagerij,
Al op de drentse hei,
al op de drentse hei !

Het hert, waarop hij schoot,
was maar een kloeke drentse ram,
die met een forse stoot
hem op de hoorns nam.

Ei, ei, ei, ei
Hoe prettig is zo'n jagerij,
Al op de drentse hei,
al op de drentse hei !