DECEMBERNIEUWS  2023
 

 
 





LIED



We doen het allemaal wel eens, wegdromen en denken aan vroeger toen we nog kind waren en onze fantasieën de vrije loop lieten. Als we eens konden vliegen of toveren, dan zouden we……
Het lied dat Mini hieraan deed herinneren was destijds een hit van ABBA maar ontbrak in Mini’s rekje. Wel vond ze een Duitse variant op het lied van een wereldberoemde zangeres……..


Luister en kijk mee bij;     
NOSTALGIE"


En… heb je nu zelf een zanger of hit uit je tienertijd die nog eens graag wilt horen en met ons delen?

Bel of mail het door naar Mini dan gaan we er voor een volgend
“OALD NIE’JS” mee aan de slag.




 

 

 

 

 




De rode bussen met het Twentse Ros verdwijnen per 8 december 2023
 helaas voorgoed uit het straatbeeld van Enschede en Twents landschap.  
Foto vanaf de Helmerzijdeweg ri. Haaksbergerstraat..

 

 

 




De nieuwe Arrivabus die met ingang van 10 december 2023
 het Twentse Ros heeft vervangen, compleet met een nieuwe dienstregeling.  
Foto vanaf bushokje aan Haaksbergerstraat..

 

 

 





BEARNDKE
 


Gerrit vertelt over zijn eerste baantje in Glanerbrug aan de grens.
 

 

 

 

 





 

 

 

 

 

 

Mijn eerste baantje na de middelbare school was loopjongen bij een inklaringskantoor in Glanerbrug aan de grens. Het was mijn taak om met de op kantoor ingevulde douaneformulieren (documenten in vakjargon) naar het douanekantoor te gaan om ze daar door de ambtenaren te laten controleren en afstempelen. Was dit gelukt dan spoedde ik mij naar het chauffeurscafé om de betreffende chauffeur op te halen teneinde samen met een commies aan de hand van de documenten de lading van de wagen te controleren.
Nu maalden in die tijd de ambtelijke molens ook al langzaam en het kon soms uren duren voordat de documenten werden vrijgegeven. Er was daarvoor een wachtruimte ingericht waar men op een bank de tijd kon doden. Mijn taak werd meestal verricht door nieuwkomers zoals ik of mannen die hun sporen al hadden verdiend en de laatste jaren voor hun pensionering dit lichamelijk niet zware werk mochten verrichten. Er was in de wachtruimte dan ook altijd wel wat te kletsen of te ouwehoeren met collega’s van andere bedrijven.
Een van de oudere collega’s was Bearndke, geboren in 1901. Hij had beide Wereldoorlogen aan de grens bewust meegemaakt en kon er beeldend over vertellen. Smokkel, zwarte handel enz. Maar zijn mooiste tijd was tijdens grote inflatie in Duitsland van 1922-23. De mark werd iedere dag minder waard en op het laatst waren er postzegels en bakbiljetten van miljarden. Wanneer men zijn loon kreeg, haastte men zich naar de winkels om voedsel te kopen want de volgende dag kon het al tien keer zo duur zijn. Het Nederlandse zilvergeld dat zijn waarde behield, was in Duitsland dan ook goud waard en daar profiteerden de Glanerbrugger jongens volop van. Met een tiental zilveren dubbeltjes of kwartjes konden ze in het Gronause uitgaansleven de gebraden haan uithangen waarbij de Duitse meisjes zowel gretig als gewillig waren…
Ik heb geprobeerd Bearndkes verhalen in een gedicht samen te vatten waarbij ik zoveel mogelijk de uitdrukkingen heb verwerkt die hij daarbij gebruikte.



 

 





 
BEARNDKE    


Hij ging al bijna met pensioen
En deed hetzelfde werk wat ik moest doen.
Hulp aan chauffeurs en andere cliënten
bij de afhandeling van documenten.


Dus wachten tegen wil en dank,
soms zat je uren op de bank.
Bearnd deed dit werk met speels gemak,
waaruit een bult ervaring sprak.


Hij kon ons leed van ’t lange wachten

met zijn verhalen vaak verzachten.
Over smokkel en oorlog aan de grens

en nog meer spannends voor een mens.


Zo werden er met de carnavalsdagen
meer gemaakt dan doodgeslagen.
Het mooist was voor Bearnd geheid
zijn jeugd in de inflatietijd.


Marken, je had er soms miljarden van,
maar daar stak hij “de piep met an.”
De Prusen waren meer gesteld
op het Hollands zilvergeld.


Een dubbeltje vonden die Mädel toll,
dus daar had hij de knip mee vol.
En voor een kwartje genoot hij een avond lang
volop van Wein, Weib und Gesang.


Dus ging Bearnd al vroeg op pad,
de beurs gevuld de haren glad.
Want over de grens, ’t is eerlijk waar,
wachten de meisjes kant en klaar.
Bij wat voor weer ook, koud of warm,
met ‘de oonderboks” al onder de arm.

 



                    

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 






DE ZAKDOEKEN VAN SWAN
 

Sint is nauwelijks in Spanje terug of de kerstdagen staan alweer voor de deur.
Tegelijkertijd met de feestelijke voorbereidingen daarvan neemt de winterkou ook weer toe met alle nare gevolgen van gladheid, bevroren vingers en snotterige of lopende neuzen.
Papieren zakdoeken of keukenrol zijn niet aan te slepen en dat deed ons denken aan die leuke en fleurige zakdoekjes van SWAN. Wie heeft die vroeger als kind al niet gekregen als cadeautje van Sint en Piet, meestal sierlijk verpakt in een doosje van 3 stuks.  

Maar wat is SWAN en waar komt die naam vandaan. Het firmalogo SWAN (een zwaantje) kreeg vooral bekendheid door de zakdoeken onder die naam en afkomstig van de firma J.F. Scholten & Zn. aan de Haaksbergerstraat.
Maar hoe kwam J.F. Scholten nu bij een zwaan als fabrieksmerk?

Gerrit zou Gerrit niet zijn om dat eens haarfijn voor ons uit te zoeken door even in de geschiedenis van het bedrijf duiken.



 

 

         

 

 






 WAAR KWAM DIE ZWAAN VANDAAN
 

In 1795 woonde de 20 jarige Tijs Lammerink op het gelijknamige erve bij zijn ouders in Usselo.
Het was een schrandere knaap die al op jonge leeftijd in de linnenhandel was gedoken waarbij hij de Usseler boeren als leveranciers had. Een vetpot was het nog niet en Tijs die goed kon lezen, schrijven en rekenen, nam daarom het baantje van onderwijzer aan op het Usseler Markeschooltje waarmee hij 25 gulden per jaar verdiende plus een toeslag van 2 gulden per kind. Tien jaar lang oefende hij deze taak naar tevredenheid uit. In 1808 trouwde hij met de weduwe Geesken ter Horst en trok bij haar in op erve de Horst in Twekkelo. De zaken liepen voorspoedig en in 1815 besloot het paar zich in Enschede te vestigen. Voor de linnenhandel en een bijbehorende winkel werd het pand Markt 5 gekocht van de fam. Wagelaar en laat dit nu de alom bekende oude herberg “de Swaane” zijn.
Ook het achterpand aan de Walstraat werd er later bij gekocht en er is in 1832 sprake van Katoenspinnerij en Zwartververij Tijs Lammerink. Het paar had maar een dochter Bertiena. Zij trouwde in 1838 met de Almelose fabrikantenzoon Jan Frederik Scholten die al spoedig de leiding van de zaak van zijn schoonvader overnam. Tijs overleed in 1845 waardoor Scholten de enige eigenaar van de zaak werd.
Na de grote brand in 1862 besloot men aan de Haaksbergertstraat een nieuwe weverij te beginnen op de plek van ons latere ziekenhuis. Het na de brand herbouwde huis aan de Markt 5 werd nog tot 1959 door de Scholtens bewoond toen kwam Hoogeveen er met restaurant de “Gouden Pollepel” en nu is het “de Kater”.
Men vond destijds dat de naam van de oude herberg niet verloren mocht gaan en maakte er zijn merknaam van die natuurlijk door de internationale handel in het Engels Swan werd. Op het bijgaande plaatje dat een verpakking voor de zakdoekjes voorstelt, zien we dat de ontwerper de geschiedenis van de oude herberg heeft gebruikt en met een beetje goede wil kunnen we zelfs de twee torentjes van de oude R.K. kerk op de Markt herkennen……..

     
    

Maar ook J.F. Scholten kon het niet volhouden en moest de zwanenzang zingen….
Is het zwaantje van Scholten nu geheel achter de horizon der geschiedenis verdwenen?
Een voorval, toeval of????
Het moet al wel veertig jaren geleden zijn dat wij met mijn schoonouders na een wandeling door het Lutterzand iets nuttigden bij restaurant “het kleine Zwaantje” aan de grote weg naar Oldenzaal toen twee deftige oude heren zich bij ons tafeltje vervoegden en mijn schoonvader met zijn voornaam aanspraken en informeerden hoe het hem verging. Het bleken de heren Scholten te zijn die mijn schoonvader als een voormalig werknemer hadden herkend. Er volgde een kort doch aangenaam gesprek waarbij ook belangstellend naar mijn werk en vooral dat van mijn vader werd gevraagd. Ik bemerkte een geringe teleurstelling toen dit niet bij Scholten bleek te zijn geweest, waarna de heren zich na een vriendelijk afscheid, via de andere tafeltjes, hier en daar een praatje makend en handen schuddend, een weg naar het schap zochten waarbij we ook door hun houding tegenover de uitbater de indruk kregen dat ze hier kind aan huis waren. Toen al rees bij mij de gedachte dat er in ieder geval wat betreft de naamgeving van het ” Kleine Zwaantje” en ook van het iets verderop gelegen “Grote Zwaantje” wel eens een connectie zou kunnen zijn temeer daar de Scholtens een landgoed en bezittingen in de Lutte hebben….
Nogmaals ik kan het niet wetenschappelijk of historisch onderbouwen en wellicht is het puur toeval en was bij mij de wens de vader van de gedachte……..


                                                           
                     

 

 




Textielfabriek firma J.F. Scholten & Zn. aan de Haaksbergerstraat
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

     ;
 

 

 

 

 

 






WIT OP ZWART OF ZWART OP WIT


Herinneren we ons het nog? Voor een stuiver bij het snoepwinkeltje in onze buurt een zakje wit op zwart halen. Het wit-papieren zakje lospeuteren en met een met spuug natgemaakte vinger een beetje van de zoete of zoute ( er waren twee variaties) poeder uit het zakje halen en opzuigen. Bij teveel kreeg je soms tranen in de ogen.

                      
 
Het was een mengsel van gemalen droppoeder uit de wortels van de zouthoutstruik, zetmeel, poedersuiker en salmiakzout. Later waren er ook snoepjes, maar de poedertjes waren bij ons favoriet.
Wit op zwart is nog steeds verkrijgbaar in potjes en berenzakjes.
Of het nog zo populair is als in onze jeugd toen het zelfs nog in Enschede werd gemaakt.   

                    





 

 





SPOKERIJEN ROND DE USSELER ES
 

Heel vroeger moest het op de Usseler Es nog spoken want elke Kerstnacht klokslag twaalf uur stegen daar drie grote blauwe vlammen op uit een poel.
Afink-Jans, geboren in het Afink  in 1894, woonde aan de Bruggertstegge aan de voet van de Usseler Es aan Geerdinkzijde dat toen nog geheel bij Lonneker hoorde. Hij kwam als boerenknecht bij vele boerderijen zijn diensten aan te bieden. Niet alleen bij de kransboerderijen rondom de Es maar ook ver daarbuiten tot zelfs aan de Gelderse grens toe. Daarbij bleek hij ook nog eens een smakelijk verhalenverteller te zijn geweest en na zijn overlijden werd gelukkig nog een opgetekend verhaal gevonden waar Mini bij toeval de hand op wist te leggen.
Lees en huiver mee…  


 

 

 

 

 





 

 






EEN DUUSTER VERHAAL


In de vorige eeuw stond in buurtschap Össel (Usselo) een tichelwerk, een veldoven zoals in die tijd er tallozen bestonden. Dit bedrijfje heette „De Goede Hoop” en de eigenaar was zo rijk dat hij „nig wus, woarhen met al dat gèèld.” Zijn dochter zou gaan trouwen in het Gelderse dorpje Rietmolen en zou zoals gebruikelijk een huwelijksgift meekrijgen. Maar om al dat geld af te tellen had de steenbakker geen tijd, dat zou later wel komen. De dag naderde al snel en men was dag in dag uit in het ouderlijk huis bezig met het naaien van grote linnen zakken waarin het geld met „de batse”werd geschept. De geldvoorraad werd op een grote wagen geladen en voort ging het richting Reetmölle.
Na een lange tocht waren ze bij de jonggehuwden aangekomen om aan te kondigen ; „Ja, wi’j kwamm’n hier ’t gèèld breng’n.” „O,” zegt de vrouw des huizes achteloos, „zet doar mear achter de duur, dan breg de man ’t voort wal naor boav’n.” En als zakken meel werd het geld achter de deur gezet. Daarna werd dit gevierd met de nodige spiritualiën. Het was al laat toen de steenfabrikant en zijn knecht de thuisreis aanvaardden. Eerstgenoemde voelde zich slaperig en zei dit tegen zijn voerman die een probaat recept had: „Zingen, zingen en nog eens zingen.” En zo ging het al zingend huiswaarts. Ze waren Hoksebarg’n net gepasseerd toen op een gegeven ogenblik de wagen in een diepe kuil reed. Door de schok viel de steenbakker van de wagen waardoor ook nog eens een van de wielen over hem heen reed. De wagen hotste voort en de knecht die nog steeds vrolijk aan het zingen was merkte plotseling dat het geluid niet zo sterk meer klonk. Hij keek eens opzij en zag dat er niemand meer naast hem zat. Hij besloot de wagen te keren en zo’n vijf minuten terug vond hij zijn baas bij de kuil die hem noodlottig geworden was. Hij had een been gebroken en deze verwonding verergerde dusdanig dat het lichaamsdeel moest worden geamputeerd. Toen moest er natuurlijk ’n kunstbeen komen want de man had geld genoeg. Hij kon zelfs kiezen tussen een been uit hout, kurk of zilver. En het laatste werd gekozen. Zoiets bleef natuurlijk niet geheim en in het dorp knoopten twee inwoners dit terdege in hun oren. Het was de doodgraver van Össel en een handelaar in lompen. Na verloop van tijd kwam de steenbakker te overlijden. Een plechtige begrafenis volgde en toen zag de doodgraver zijn kans. Nadat er een half jaar overheen was gegaan dacht de lompenhandelaar aan het zilveren been dat met de dode in het graf moest liggen.
Op een donkere nacht sloop hij naar de begraafplaats, inspecteerde de lijkkist en ontdekte dat de zilveren prothese al verdwenen was. “Dat kan niemand anders dan de doodgraver hebben gedaan”, was zijn conclusie. Er gingen enkele dagen overheen en op een stormachtige avond heerste er in het huisje van de doodgraver genoeglijke rust. De heer des huizes had zijn bemodderde schoenen achter de kachel gezet en genoot van een lekkere bak koffie. Hij woonde op de Usseler Es aan de Helweg dat toen nog een zandweg was.
Het was slecht weer die avond. De wind bulderde en klepperde tegen de luiken die de onderste ramen moesten beschermden en dat maakte een enorme herrie. Maar opeens klonk er een dof geklop. De vrouw schrikt op en ziet voor een van de bovenramen een angstwekkende verschijning. Een doodshoofd met gloeiende ogen, half verscholen onder een zwarte kap, jammerde met een ijzingwekkende stem die het echtpaar koude rillingen over het lijf deed lopen; „Mijn been, mijn been...” De verschijning verdween om even later voor een ander raam op te doemen. „Mijn been, mijn been...” kermde het maar door. „Beernd”,zegt de vrouw bevend, „Doo ’m dat been noe t’rug.” „Joa, joa” antwoordde Beernd, die zich ook tamelijk onbehaaglijk voelde, „ik zal ’t ‘m achter de deur hen smiet’n”. En met een flinke zwaai voegde hij even later de daad bij het woord.
Hij had eens moeten weten dat buiten de lompenhandelaar in zijn vuistje stond te lachen.
Wat had hij de doodgraver toch mooi in de maling genomen. Welgemutst ging hij met zijn vangst naar huis. Met behulp van een bezemsteel, een oude doodskop, een kaarsje en een stuk zwart laken had hij het zilver weten te bemachtigen.
Maar of het hem ook geluk ging brengen……?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



BORSTENTRUI



Wij vonden op het internet deze fraaie, warme trui.
Dames die zomers de knellende BH al thuis laten kunnen nu ook in de koude wintermaanden het spul vrij laten bungelen.
Mooi om zelf op saaie lange winteravonden te breien of voor onder de kerstboom te vragen.


Wij komen de resultaten graag bekijken….



 











 

 





UITSLAG RAADPLAATJE NOVEMBER


We dachten dat het een moeilijke opgaven was, maar het viel mee.
De spannende boottocht over het kanaal met de MS Hilda naar de Waarbeek zal bij de meeste van ons wel in het
geheugen zijn gegrift.
We zien inderdaad een deel van de sluis in het Twentekanaal bij de
Waarbeek.

Niet minder dan dertien inzenders hadden het goed. De uitgelote winnares krijgt een kilo heerlijke nostalgische kerstkransjes uit oma’s trommeltje……


 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

RAADPLAATJE DECEMBER


Bekende rijtjeshuizen in een ons allen bekende straat.
Maar vergis je niet er waren meer van dit type huizen in straten in deze buurt die op elkaar leken.


Bel of mail de oplossing door aan Mini of stuur in naar;


info@stefenfen.nl

en maak kans op een leuke prijs…
 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

 

 

                  ;
 

 

 

 

 

TOP

HOMEPAGE